Håvard Haugstvedt: ‘Jongeren praten niet zomaar over hun extreemrechtse ideologie’
Wat werkt wel en wat werkt niet in het voorkomen van gewelddadig rechts-extremisme? Om risico’s te beperken werken in Noorwegen scholen, sociaal werkers en politie intensief samen. Håvard Haugstvedt schrijft hier een proefschrift over aan de Universiteit van Stavanger. ‘Een nieuw preventiesysteem inrichten blijkt niet nodig. Het gaat om een aanvullende taak voor hulpverleners: altijd alert zijn op extremistische signalen.’
Dit interview is gehouden naar aanleiding van de expertsessie van het Radicalisation Awareness Network (RAN) op 3 en 4 december 2019 in Den Haag, waar Håvard Haugstvedt een van de sprekers was.
Haugstvedt heeft vijftien jaar ‘in het veld’ gestaan als sociaal werker. Hij kreeg daar dagelijks te maken met mensen die zonder werk zitten, geestelijke problemen hebben en/of relatieproblemen. Inmiddels doet hij onderzoek naar hoe preventie werkt: wat is de rol van sociaal werkers, leerkrachten en andere professionals in het voorkomen van gewelddadig rechts-extremisme. Zijn doel? Meer inzicht krijgen in welk effect preventie heeft.
Situatie in Noorwegen
Rechts-extremisten zijn in Noorwegen, vergeleken met links-extremisten en islamitisch extremisten, ouder en lager opgeleid. Ook hebben ze vaak een geschiedenis van criminaliteit, vertelt Haugstvedt. ‘Daarnaast zijn het voornamelijk mannen. De huidige rechts-extremisten zijn weer ouder dan de groepen van eind jaren 90 en begin 2000. Het zijn volwassen individuen.’ Nordic Resistance Movement, Stop Islamisation in Norway (FIAN) en Nordisk Styrke zijn drie rechts-extremistische groeperingen waarmee Noorwegen te maken heeft. Hoewel het aantal aanhangers niet groot is, is rechts-extremisme de meest gewelddadige vorm van extremisme in Noorwegen. ‘De groepen promoten niet per se geweld, maar zijn er wel op voorbereid. Veel leden hebben de geschiedenis en capaciteit om over te gaan tot geweld. Het is vaak moeilijk vast te stellen in hoeverre er bereidheid tot geweld is’.
Gezondheidsmedewerkers, sociaal werkers en leerkrachten trekken samen op met politie en veiligheidsdiensten.
Aansluiten bij bestaande structuren
Hoe om te gaan met deze groepen? ‘Als je een totaal nieuwe structuur of service creëert gericht op deze rechts-extremistische ideologie, kun je stuiten op veel weerstand bij je doelgroep.’ Daarom is in Noorwegen gekozen om aan te sluiten op bestaande structuren. Het land kent een uitgebreide preventiestrategie, met een brede basis gericht op de jeugd. Haugstvedt: ‘Het gaat om het bieden van goed onderwijs, toegang tot gezondheidszorg en hun kritisch leren denken, over bijvoorbeeld democratie. Daarnaast is er een benadering vanuit meerdere instellingen om gewelddadig extremisme te voorkomen. Hierin trekken gezondheidsmedewerkers, sociaal werkers en leerkrachten samen op met politie en veiligheidsdiensten. Gebruikmaken van een bestaande structuur betekent wel dat er een extra taak bij de professionals ligt.’
Dialoog aangaan
Enkele sociaal werkers waarmee hij contact heeft, werkten met mensen die de Nordic Resistance Movement steunden. ‘De hulpverleners begonnen bij de basis, door zich af te vragen ‘wat kan ik doen om een dialoog te beginnen met deze persoon?’ Daarna startten zij de typisch sociale voorzieningen, zoals hulp bij het vinden van een baan of een andere woning en ondersteuning bij financiële zaken. Tussen hen groeide een vertrouwensband en later kwam er dan ruimte voor een gesprek en discussie over ideologie. Maar je moet geduld hebben voordat je over zoiets begint. Niet meteen losgaan op iemands ideologie, want dan zal hij niet meer met je willen praten.’
Ondersteuning noodzakelijk
Hulpverleners in hun eentje deze complexe taak op laten pakken, is er niet bij. Volgens Haugstvedt is het essentieel dat er mensen om hen heen staan. ‘Want het is hard werken. Je hebt collega’s of een leidinggevende nodig waarop je kunt leunen.’ Daarnaast zijn trainingen en praktische lessen belangrijk, zoals wij die in Nederland ook kennen. Denk aan de training 'Omgaan met extreme idealen' (OMEI) van de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ministerie van SZW). Hierin leren deelnemers hoe zij vanuit een pedagogisch perspectief kunnen omgaan met radicaliseringsprocessen. Ook wezenlijk, vindt Haugstvedt: theoretische perspectieven en een netwerk van andere hulpverleners die met deze doelgroep werken. Zo kunnen pedagogische coalities om jongeren heen worden versterkt.
Mensen praten niet zomaar over zoiets als hun extreemrechtse ideologie. Die opening is er pas als er vertrouwen is.
Tips voor Nederland
Wat kunnen wij in Nederland leren van de Noorse aanpak? ‘Mensen praten niet zomaar over zoiets als hun extreemrechtse ideologie. Die opening is er pas als er vertrouwen is. Dus of je nu sociaal werker bent, jeugdwerker of leraar: ik denk dat je vooral geduld moeten hebben. Vertrouwen moet opbouwen. Waarbij je moet opletten om je niet direct vernietigend uit te laten over hun ideologie, want dan is het vertrouwen meteen weg.’ Dat is niet makkelijk, weet Haugstveld. ‘Daarom is het belangrijk dat je kunt sparren met een collega of je team.’ Om stappen te kunnen zetten in de preventie van gewelddadig rechts-extremisme adviseert hij bovendien dat organisaties van elkaar blijven leren. ‘Als er een plek of een organisatie is waar de effectiviteit hoger ligt dan op andere plekken, is het verstandig de verschillen te vergelijken en te analyseren.’
Wat het effect van de Noorse strategie is, is vooralsnog gissen, zegt Haugstvedt. ‘We weten dat preventiewerk belangrijk is, maar het is ontzettend moeilijk om het effect ervan te meten. De veiligheidsdiensten doen veel dingen waar de bevolking niet van op de hoogte is. Maar Noorwegen kent op z’n minst redelijk weinig rechtse gewelddadigheden vergeleken met andere landen.’