‘Activiteiten vanuit de gemeenschap zelf zijn vaak veel effectiever’

Ongeveer 10 jaar geleden richtte de gemeente Delft een lokaal netwerk van sleutelpersonen op om radicalisering en polarisatie te voorkomen. Claire Boelema is als netwerkregisseur vanaf het begin betrokken geweest bij dit initiatief. Ze vertelt over haar ervaringen en deelt haar verwachtingen over de nieuwe ambitie van de gemeente: onderzoeken of zo’n netwerk ook een rol kan spelen in het tegengaan van ondermijnende criminaliteit.  

Portret Claire Boelema
Claire Boelema, netwerkregisseur

Wat was destijds de aanleiding voor het sleutelpersonennetwerk? 

“De gemeente Delft werkte al langer met een contactcirkel: bij incidenten en maatschappelijke onrust werden niet alleen het welzijnswerk en de politie betrokken, maar bijvoorbeeld ook migrantengroepen. Een belangrijke aanleiding om dat informele contact meer structureel te maken, was de toename van uitreizigers rond 2012. Delft had hier veel mee te maken en kon gebruik maken van versterkingsgelden vanuit de NCTV. Ik ben toen aangenomen als netwerkregisseur radicalisering. Een van de eerste acties waar ik mee aan de slag ging was het uitbouwen van het bestaande netwerk met professionals: in relatief korte tijd ontstond een netwerk van ongeveer 150 ‘aandachtsfunctionarissen’ met verschillende rollen in de domeinen veiligheid en welzijn. We trainden hen vooral in het herkennen en doorgeven van signalen van radicalisering.  

Snel daarna dachten we: eigenlijk moeten we ook rechtstreeks met de gemeenschap zélf gaan samenwerken. Want daar hebben ze een nog veel beter beeld van wat er speelt. En kunnen ze een actieve rol spelen in het weerbaarder maken van jongeren. Dat begint met voorlichting: een kennismaking met het fenomeen radicalisering en het uitleggen hoe ze zelf konden bijdragen aan het voorkomen ervan.” 

Hoe ben je daarbij te werk gegaan? 

“We nodigden een aantal vertegenwoordigers van lokale gemeenschappen uit voor een driedaagse training. Denk aan moskeebestuurders, de voorzitter van de Somalische vereniging, en jongeren die zich extra voor de gemeenschap wilden inzetten. Ik had daarbij veel profijt van banen die ik de jaren ervoor in Delft had. Ik heb jarenlang als wijkagent gewerkt en had van daaruit bijvoorbeeld contact met een groep buurtvaders, buurtcommissies en de moskeebesturen. Daarna heb ik een tijd in het welzijnswerk gezeten en me beziggehouden met de aanpak van jeugdproblematiek. Dat had mijn netwerk verder verrijkt. Bij het opbouwen van een netwerk kon ik dat persoonlijke contact goed gebruiken.” 

Hoe waren de reacties vanuit de gemeenschap? 

“De personen die we benaderden waren meteen enthousiast en wilden graag meedoen. Veelzeggend is dat de eerste signalen van radicalisering uit de moskeeën kwamen, nog voor we ze getraind hadden. Bij de aanpak van radicalisering is er dan ook sprake van een gemeenschappelijk belang: er is een gezamenlijke vijand. Gemeenschappen willen iets doen en hebben behoefte aan een plek waar ze hun verhaal kwijt kunnen. 

Ook de training werd goed ontvangen en bevestigde dat we meer moesten gaan samenwerken met de gemeenschap. Die samenwerking zijn we toen meer structuur gaan geven. We selecteerden een aantal sleutelpersonen die we extra zijn gaan trainen en zijn bijvoorbeeld gestart met periodieke bijeenkomsten. Ook gaven we deelnemers concrete opdrachten mee, zoals het geven van voorlichting aan de eigen achterban. Zo ontstond het huidige sleutelpersonennetwerk: het strategisch netwerk radicalisering en polarisatie (SNRP).” 

Wat levert het netwerk concreet op? 

“Het netwerk levert ons regelmatig inzichten op die we anders misschien zouden missen. Het gaat dan vooral om trends en kennis over waar de jeugd zich mee bezig houdt. Een tijdje terug was er bijvoorbeeld een groep jongeren die opeens naar Mekka afreisde voor de Hadj. Dat was op zichzelf geen reden tot zorg, maar in zo’n situatie is het wel interessant om te weten of er een actuele aanleiding is. Daar hebben we het dan met elkaar over. Zo is het ook interessant om te weten waar jongeren het onderling over hebben. Een nieuwe glossy die wordt uitgegeven door ISIS bijvoorbeeld. We vragen ons dan af: wat voor effect zou dit kunnen hebben? 

Een ander mooie opbrengst van het netwerk is het ontstaan van gezamenlijke initiatieven, met name op het vlak van preventie. Zo zijn de Turkse en de Somalische gemeenschap gezamenlijke voorlichtingsbijeenkomsten gaan organiseren. En hebben de twee Delftse moskeeën samen nagedacht over het verbeteren van de veiligheid in moskeeën. Dan kun je elkaar binnen het netwerk echt versterken. 

We zien dat activiteiten die door de eigen gemeenschap georganiseerd worden vaak ook veel effectiever zijn. Omdat ze het op hun eigen manier kunnen doen. Bij voorlichtingsbijeenkomsten kiezen ze bijvoorbeeld voor heel andere sprekers en een veel informelere sfeer. Er is meer ruimte voor discussie, waardoor de emoties flink op kunnen lopen. Voor ambtenaren die gewend zijn vanuit gemeentelijke richtlijnen te denken is dat wel even wennen. Maar als je het laat gebeuren zie je hoeveel kracht er in de gemeenschap zit. En hoe belangrijk het is die dan ook te benutten.”  

Welke investering vraagt het netwerk van de gemeente?  

“Die investering zit vooral in de start en de opbouw: in het werven en trainen van sleutelpersonen gaat best veel tijd zitten. Maar als het netwerk eenmaal staat, betaalt de investering zich dubbel en dwars uit. De uitvoering en het onderhoud hoeft dan ook niet heel veel tijd meer te kosten. Het is wel belangrijk dat er een regisseur is: een duidelijk eerste aanspreekpunt binnen de gemeente. Verder vinden veel bijeenkomsten en activiteiten plaats in de avonden en weekenden. Sleutelpersonen zijn overdag vaak druk met werk of andere bezigheden. Daar moet je je wel op aanpassen. 

Vaak zit onze rol vooral in het faciliteren van activiteiten. Voor een bijeenkomst met de eigen gemeenschap kunnen wij bijvoorbeeld een ruimte regelen. We verzorgen ook trainingen, maar daarbij maken we vaak ook gebruik van wat er al is. De ESS biedt bijvoorbeeld veel aan. Soms vraagt een gemeenschap ons ook een bepaalde spreker voor ze uit te nodigen. Daar helpen we graag bij. Zo’n spreker is vaak ook interessant voor ambtenaren, we vragen dan of we zelf ook mogen aansluiten. Ook dat is weer een voorbeeld van hoe je als gemeenschap en gemeente goed kunt samenwerken.”  

Welke lessen heb je geleerd bij de samenstelling van het netwerk? 

“Je kunt gebruik maken van allerlei bestaande verbanden in de samenleving. Ik noemde al de moskeeën en de migrantenorganisaties. Maar denk bijvoorbeeld ook aan georganiseerde vrouwennetwerken. In Delft hebben we een paar jaar geleden het doelgroepenbeleid afgeschaft. Dat maakt het soms wel wat moeilijker om een ingang te vinden. De Eritrese gemeenschap is hier bijvoorbeeld niet georganiseerd. De kennis en het netwerk van andere gemeenten kan soms uitkomst bieden. Want migranten die dezelfde achtergrond hebben en in verschillende steden wonen, zoeken elkaar vaak op. 

Hoewel we soms dus wel zoeken naar vertegenwoordigers van bepaalde groepen, kijken we voor de samenstelling van het netwerk vooral ook naar locaties. Soms zijn dat wel plekken waar veel migrantenjongeren samenkomen, maar meestal hebben zij verschillende achtergronden. Daarom maken we ook gebruik van bijvoorbeeld contacten met scholen, jongerenwerkers en sportverenigingen. Als we willen inzoomen op een bepaalde wijk, schakelen we regelmatig de lokale buurtsportcoaches in. Dan vertellen we over signalen die we gehoord hebben. En vragen we of zij daar mensen kennen.  

Niet iedereen is geschikt als sleutelpersoon, maar in principe sluiten we niemand uit. Het is wel handig als iemand goed kan luisteren en een beetje ruimdenkend is. En niet meteen een mening klaar heeft. Bij de start van het netwerk werden we ondersteund door een extern bureau. Zij wilde zelf de sleutelpersonen kiezen. Dat werkte niet. Ze kozen bijvoorbeeld voor jongeren die veel te dicht ‘bij het vuur’ zaten. En hielden geen rekening met de lokale context of kennis die wij kregen vanuit de gemeenschap.”  

Wat is op dit moment de status en samenstelling van het netwerk? 

“Vergeleken met 10 jaar geleden is het accent verschoven van radicalisering naar polarisatie en preventie. Er zitten nu ongeveer vijftien mensen in het netwerk, waarvan er acht heel actief zijn en de rest wat minder. Twee personen hebben een formele rol: een jongerenwerker en een wijkagent. Verder zijn het sleutelpersonen uit de gemeenschap zelf. Deels zijn dit de usual suspects: de mensen die ook in andere clubjes en denktanks zitten. Maar in de praktijk nemen zij vaak ook anderen uit hun achterban mee. Denk aan een betrokken moskeebezoeker. Of ‘gewoon’ een betrokken buurtbewoner. Niet alle sleutelpersonen maken onderdeel uit van het netwerk. Dat geldt bijvoorbeeld voor de conciërge van de woningbouwvereniging. Hij blijft zelf liever op de achtergrond. En dat is prima. 

Met het netwerk radicalisering komen we in ieder geval eens in de zes weken bij elkaar. En bij incidenten of actuele aanleidingen extra. De onrust naar aanleiding van de situatie in Gaza is daarvan een goed voorbeeld. In dit soort situaties wordt er vaak ook een werkgroep opgericht. Met soms ook mensen van buiten het netwerk, die zich voor een bepaalde periode of een bepaald thema wel willen inzetten. Dat is prima, want we zien dat niet iedereen zich graag verbindt aan een vaste structuur. Het vrijwilligerswerk heeft het in Nederland sowieso al zwaar. Mensen houden vaak niet van vergaderen en gaan liever concreet aan de slag.”  

Jeanne Abdulla en Claire Boelema aan het werk
 Jeanne Abdulla (sleutelpersoon SNRP) en Claire Boelema

Kun je een paar concrete successen noemen? 

“Een mooi voorbeeld vind ik de aanpak van de avondklokrellen tijdens de coronapandemie. Sleutelpersonen hadden hierin een belangrijke rol. Eén appje naar hun eigen achterban was voldoende om jongeren niet de trein naar Rotterdam te laten nemen. En ook bij de aanslag op Charlie Hebdo was het mooi om te zien hoe het netwerk functioneerde. Vanuit vertegenwoordigers van verschillende organisaties ontstond het initiatief om een gezamenlijk statement te maken. Ze wilden graag iets doen en gebruikten het netwerk om dat vorm te geven.  

Naar aanleiding van de situatie in Gaza zijn de contacten met jongeren extra aangehaald. Daarbij is er heel bewust voor gekozen om jongeren ruimte te bieden zich te uiten. En niet per se op een politiek correcte manier. Ook hier geldt weer: we faciliteren de gemeenschap om jongeren op hun eigen manier te benaderen.” 

In hoeverre denk je dat dit netwerk ook geschikt is voor de aanpak van ondermijning? 

“Een belangrijk verschil met het thema radicalisering is dat de georganiseerde misdaad op veel meer afstand voelt. Het wordt minder ervaren als een gezamenlijke vijand. De opbouw van een netwerk vraagt daarom veel meer om maatwerk. Je moet kijken wat het probleem precies is, welke personen erbij betrokken zijn en wie je daarbinnen kunt vertrouwen. De lokale context is daarmee nog belangrijker. De usual suspects staan er misschien wat verder vanaf. En willen zich misschien ook minder met het onderwerp criminaliteit associëren. Maar zij kunnen dan wel nog steeds een rol spelen bij het aandragen van sleutelpersonen. We overwegen te gaan werken met een paar vaste contactpersonen en een wisselende samenstelling per wijk.   

Verder zul je mensen nodig hebben die niet alleen signalen op kunnen pikken, maar ook preventief kunnen meedenken. Over wat er nodig is om jongeren weerbaarder te maken. Dat kan door middel van training en voorlichting, maar ook met beleid. Juist vanwege het ontbreken van een gezamenlijke vijand is een belangrijke vraag richting de gemeenschap: What’s in it for them? Ook daar zullen we goed over na moeten denken.”  

Hoe gaan jullie daarbij te werk? 

“Dat doen we wijk- en probleemgericht: voor drie wijken in de gemeente maken we eerst een probleemanalyse en stellen we op basis daarvan een plan van aanpak op. In één wijk zijn we nu van start gegaan. Daar hebben we een eerste sleutelpersoon geworven: een wat oudere jongere die zich samen met een professionele jongerenwerker specifiek gaat richten op het thema preventie van ondermijning. Met die samenwerking hopen we een belangrijke eerste vraag te kunnen beantwoorden: of een informele rol bij dit thema ook daadwerkelijk meerwaarde heeft ten opzichte van een formele rol.”  

Lessen van gemeente Delft bij het opbouwen van een sleutelpersonennetwerk 

  • Maak gebruik van goede persoonlijke contacten en van bestaande verbanden binnen de gemeenschap. 
  • Benut bij activiteiten de kracht van gemeenschappen: wanneer zij het op hun eigen manier kunnen organiseren, zijn ze vaak veel effectiever.  
  • Ook in rustigere periodes is het belangrijk het netwerk warm te houden: blijf bijeenkomsten organiseren en vier de successen.  
  • Niet alle sleutelpersonen hoeven structureel onderdeel uit te maken van het netwerk: losse bijdragen (in een werkgroep) zijn ook waardevol. 
  • Zorg dat er binnen de gemeente een duidelijk eerste aanspreekpunt (regisseur) is en accepteer dat veel werk in de avonden en weekenden plaatsvindt.  

Lees ook: