‘Ouders eerder de instrumenten geven om in te grijpen’

Lieuwe Rozema is beleidsadviseur jeugd bij de gemeente Groningen en samen met het lokale Zorg- en Veiligheidshuis verantwoordelijk voor de aanpak van problematische jeugdgroepen. Die aanpak is op zichzelf heel succesvol, maar neemt de onderliggende problemen niet weg. “Tegelijk met armoede blijft ook het aantal kwetsbare kinderen en jongeren in de stad toenemen. Criminelen maken daar misbruik van”, weet Lieuwe. Hij legt uit hoe de gemeente daarom meer wil samenwerken met ouders en hoe de methode Geweldloos Verzet daaraan bijdraagt. 

Kun je wat meer vertellen over de jeugdgroepen in Groningen? 

“Gemiddeld komen er ieder jaar drie of vier groepen jongeren bij die problemen veroorzaken. Soms zijn het er zelfs zes of zeven. Die groepen hebben allemaal een andere samenstelling en dynamiek. Soms gaat het om kinderen van nog maar 9 of 10 jaar oud. Ze hebben een grote waffel, rijden met hun fatbike achter winkelend publiek aan of vallen beveiligers lastig. Tegelijkertijd hebben we te maken met zogeheten ‘high level’ groepen, die bijvoorbeeld met veel geweld pizzabezorgers beroven. Die jongeren beschikken vaak over zware wapens en laten zich nauwelijks door de autoriteiten aanspreken.”   

Hoe gaan jullie met deze problematiek om? 

“In 2016 is hier vanuit het Rijk een stappenplan voor ontwikkeld. Dat hebben we samen met het Zorg en Veiligheidshuis Groningen vertaald naar onze lokale situatie. Samen met allerlei professionals in de wijk delen we actief signalen over jongeren en duiden we die in een regiegroep. Het is vervolgens aan de lokale driehoek om te bepalen of er sprake is van een jeugdgroep. Als dat het geval is, brengen we samen met alle betrokken organisaties de hele dynamiek in beeld. Vervolgens gaan we op huisbezoek en voeren we de benodigde interventies uit. Daarbij kan het gaan om een gebiedsverbod of Halt-straf, maar bijvoorbeeld ook om het organiseren van een ouderavond. We betrekken de hele sociale omgeving en doen er alles aan om jongeren ‘uit te weken’.”  

Hoe betrekken jullie de ouders hierbij? 

“Net zoals bij de jongeren, zitten er ook veel verschillen tussen de ouders. Sommige ouders weten nauwelijks waar hun kinderen uithangen, anderen vinden het moeilijk het gesprek aan te gaan. Ook hebben we te maken gehad met groepen waarbij van 9 van de 10 jongeren hun vader in de gevangenis zat vanwege een ernstig misdrijf. Dat laat zien hoe belangrijk maatwerk is. Net als cultuursensitief werken. 

De afgelopen jaren hebben we een aantal keer de interventie ‘Geweldloos Verzet’ ingezet, een methode om ouders in hun opvoedrol te trainen. Geweldloos verzet gaat over grenzen stellen aan ontoelaatbaar gedrag en tegelijkertijd het contact met het kind verbeteren. Ouders leren bijvoorbeeld hoe ze een gesprek met hun kind kunnen aangaan, en dat boos worden niet altijd de beste oplossing is. Het kan ze het gevoel geven weer een beetje ‘in control’ te komen.” 

Hoe gaat het project Weerbare gemeenschappen tegen ondermijning jullie hierbij helpen? 

“We hadden de methode Geweldloos Verzet alleen nog incidenteel ingezet, als interventie. De laatste keer dat we dat deden raakten we erover in gesprek met een moeder. Die liet ons weten dat ze de tips uit de training al veel eerder had kunnen gebruiken. Rond die tijd nam de ESS contact met ons op, met het aanbod ons te ondersteunen met weerbare gemeenschappen. Toen was een en een twee. We gebruiken het budget vooral om onze jongerenwerkers te trainen in de methode Geweldloos Verzet. Daardoor hebben we altijd mensen paraat die de training kunnen geven en kunnen we hem structureler inzetten, als onderdeel van de aanpak. Ouders krijgen daardoor eerder de instrumenten in handen om positief bij hun kinderen in te grijpen.” 

Hoe zijn de eerste ervaringen? 

“We hebben vanuit de nieuwe aanpak nu één training georganiseerd. Het ging om een groep van elf kinderen van 9, 10 en 11 jaar oud. Er waren zes moeders aanwezig. De training leek snel effect te hebben, want kort erna nam de overlast van deze groep jongeren al sterk af. Ik denk dat dit voor een groot deel ook te danken is aan de jongerenwerkers die de training gaven. Als gemeente hebben we de afgelopen jaren veel in deze jongerenwerkers geïnvesteerd. In elke wijk hebben we twee of drie vaste jongerenwerkers, die daarmee bekende gezichten zijn geworden voor de bewoners. Dat zie je terug in zo’n training: ouders laten zich makkelijker aanspreken door mensen die ze kennen.”  

Wat hoop je dat dit jullie gaat brengen? 

“Hoe meer trainingen we geven, hoe meer we leren en de trainingen verder kunnen verbeteren. Ook verwachten we dat uit de trainingen weer nieuwe ideeën en interventies zullen ontstaan. Zo hebben we momenteel het idee een intervisiegroep te starten met ouders. Ouders die hun kind hebben zien afglijden en misschien al bijna hebben opgegeven, kunnen daarin bijvoorbeeld steun ervaren van andere ouders, die in het verleden hetzelfde hebben meegemaakt.  

Eerder is er al een groep ouders geweest die zelf het initiatief heeft genomen een WhatsApp-groep te starten. Zo kunnen ze makkelijk contact houden over waar hun kinderen uithangen. Het is simpel, maar effectief. Het geeft ze het gevoel zelf wat weerbaarder te worden, in hun eigen tempo en zonder dat het ze vanuit de gemeente wordt opgelegd.”