Onderzoek: zorg voor sterke pedagogische frontlinie om jongeren heen

Uit (praktijk)onderzoek wordt steeds duidelijker wat werkzame factoren zijn voor goede samenwerking tussen onderwijs en jongerenwerk. Leer daarvan en gebruik die in je eigen context, zeggen drie onderzoekers.

Paul Mutsaers en Willeke Manders in de tuin

Perspectiefverruiming

In de pedagogische frontlinie spelen docenten en jongerenwerkers een grote rol. De onderzoekers zien dat goede samenwerking tussen deze professionals meerwaarde oplevert. Niet alleen om radicalisering en polarisatie te voorkomen, maar vooral voor het bredere welzijn van jongeren.

'Jongerenwerkers zijn goed in het aansluiten bij de leefwereld van jongeren', zegt Willeke Manders. 'Zij hebben meer tijd én ervaring om over lastige vraagstukken met jongeren het gesprek aan te gaan.' In de Tilburgse context noemt Dorien Huisman dit 'perspectiefverruiming'. 'Docenten leren verder te kijken dan alleen het uiterlijk gedrag van een jongere. Hierdoor krijgen ze niet alleen meer begrip, maar ook nieuwe invalshoeken om de jongere op een andere manier bij het onderwijs te betrekken.'

Paul Mutsaers
Paul Mutsaers

Paul Mutsaers is lector Diversiteit en (ortho)pedagogisch handelen aan Fontys Hogeschool Pedagogiek. In opdracht van Platform JEP schreef hij samen met Sibel Demir (CountourdeTwern) een wetenschappelijk artikel over de ontwikkeling van partnerschappen tussen onder andere jongerenwerk en onderwijs voor de preventie van polarisatie en radicalisering.

Dorien Huisman
Dorien Huisman

Dorien Huisman werkt als docent en onderzoeker binnen het lectoraat Opvoeden voor de Toekomst aan Fontys Hogeschool Pedagogiek. Zij onderzoekt de samenwerking tussen het jongerenwerk en acht middelbare scholen in Tilburg.

Willeke Manders
Willeke Manders

Willeke Manders is senior onderzoeker binnen het lectoraat Youth Spot – Jongerenwerk aan de Hogeschool van Amsterdam. Zij doet onderzoek naar de samenwerking tussen het jongerenwerk en het voortgezet onderwijs, onder andere in Utrecht.

Hoe weerbaar zijn wij?

In het onderzoek van Youth Spot bekijkt Willeke Manders hoe samenwerking tussen onderwijs en jongerenwerk bijdraagt aan het versterken van een positief pedagogisch klimaat. 'Een omgeving waarin professionals jongeren ondersteunen in hun identiteitsontwikkeling, maar ook bijsturen als dat nodig is', legt ze uit. 'Een klimaat waarin gezamenlijk en open gesproken kan worden over ideeën.'

'Dat is dus het creëren van een hoger niveau van weerbaarheid', reageert Paul. Volgens hem is weerbaarheid of veerkracht een van de beschermende factoren bij het voorkomen van radicalisering. Dit bestaat niet alleen op het niveau van een individu, maar ook op collectief niveau, zoals in een schoolomgeving. Ook daar moet aandacht voor zijn, zegt hij. 'Als iemand zich erg gediscrimineerd voelt vanwege zijn religieuze of etnische achtergrond, neemt zijn weerbaarheid op den duur af. En neemt de gevoelde noodzaak om bijvoorbeeld radicale groeperingen op te zoeken toe. Dan kunnen we zeggen: dat is je eigen schuld, want je had weerbaarder moeten zijn. Maar die weerbaarheid is ook een gemeenschappelijk en een maatschappelijk fenomeen. Dus het gaat niet alleen over de vraag: hoe weerbaar ben jij? Maar ook: hoe weerbaar zijn wij, en hoe weerbaar is onze samenleving?'

'Leraren krijgen nieuwe invalshoeken om jongeren op een andere manier bij het onderwijs te betrekken.'

Vaak begint zo'n positief pedagogisch klimaat met een gedeelde visie op het werken met jongeren. In de Tilburgse samenwerking tussen scholen en jongerenwerk is dit een van de werkzame factoren, vertelt Dorien. 'Ik zie dat alle betrokken partijen radicalisering in eerste instantie als een normaal verschijnsel zien, dat samenhangt met de adolescentie. Professionals willen daarover het gesprek aangaan met jongeren, om ze erkenning te geven maar ook te confronteren.'

Uit deze gedeelde visie volgt een gedeelde benaderingswijze van jongeren, een andere werkzame factor in Tilburg. In het onderzoek noemt Dorien dit high contact – low pressure. 'Veel contact blijven houden met jongeren, zo normaal en vaak mogelijk en op basis van oprechte interesse. Met daarbij niet direct een repressieve insteek.'

Gelijkwaardig, maar niet gelijk

Vanuit een gedeelde visie en werkwijze krijgt de samenwerking concreet vorm in de dagelijkse praktijk van de scholen en het jongerenwerk. In het onderzoek van Youth Spot worden hiervoor verschillende succesfactoren beschreven. Zo moeten er voldoende jongerenwerkers ingezet worden, die goed de verbinding maken tussen de school en de wijken waar de leerlingen wonen. Het helpt als er een vast aanspreekpunt is vanuit de school en als jongerenwerkers een eigen centraal gelegen ruimte hebben binnen de school. Het schoolpersoneel en de leerlingen moeten goed bekend zijn met de aanwezigheid en het werk van de jongerenwerkers. En het is belangrijk dat er continuïteit is in de samenwerking en de (gezamenlijke) activiteiten.

In het onderzoek komt ook het belang van een gelijkwaardige werkrelatie naar voren. 'De professionals zijn gelijkwaardig, maar niet gelijk', legt Willeke uit. 'Het moet duidelijk zijn wat iedereen doet en wat ieders expertise is. Daar kun je duidelijke afspraken over maken met elkaar. Als het te veel in elkaar overloopt, mis je de toegevoegde waarde van de jongerenwerkers.'

Willeke Manders en Paul Mutsaers aan tafel

Meer samenwerking is niet altijd beter

Zo komen we in het gesprek tot een relevante nuance: het verbeteren of versterken van de samenwerking vraagt niet altijd meer samenwerking. Kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit. Daarbij, zegt Paul, moet de samenwerking tussen onderwijs en jongerenwerk niet ten koste gaan van de samenwerking binnen de eigen organisatie. Wanneer een jongerenwerker goed geïntegreerd is in een school maar ondertussen losgezongen is van zijn collega's, kunnen het opgebouwde vertrouwen en de ervaring snel verdwijnen als hij bijvoorbeeld een andere baan heeft. 'Je moet ervoor zorgen dat de kennis van een individuele professional ook de organisatie in gaat en gedeeld wordt.'

In Utrecht heeft de samenwerking tussen het onderwijs en het jongerenwerk vorm gekregen in 'schooljongerenwerk', waarbij jongerenwerkers een vast en structureel onderdeel zijn van een middelbare school. In Tilburg is de samenwerking losser georganiseerd. Partijen weten elkaar te vinden, zeker bij incidenten of spanningen in een wijk. Er is een gedeeld gevoel van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, dat volgens Dorien ook een werkzame factor is in de Tilburgse samenwerking. Maar van beide kanten lijkt er geen behoefte te zijn aan nauwere of meer structurele samenwerking. 'Men wil in vrijheid van elkaar gebruikmaken. De scholen die wij gesproken hebben voelen de verantwoordelijkheid om zelf maatschappelijke thema's op te pakken. En jongerenwerkers zijn bang dat als ze te veel opgaan in het schoolsysteem, ze hun bijzondere relatie met jongeren verliezen.'

Overdraagbaar?

Zo bestaan er veel verschillen tussen de manieren waarop de samenwerking in verschillende contexten vorm en inhoud krijgt. Daarmee dringt de vraag zich op in hoeverre werkzame elementen – bijvoorbeeld in Utrecht en Tilburg – goed overdraagbaar zijn naar andere gemeenten en regio's.

Volgens Willeke is die overdraagbaarheid er zeker. Sommige succesfactoren uit haar onderzoek ziet zij als noodzakelijke voorwaarden, weliswaar met een lokale inkleuring. 'Als die factoren niet aanwezig zijn, heeft samenwerking simpelweg geen zin.'

Paul heeft er twijfels bij. 'In het algemeen zijn veel van die werkzame factoren in potentie wel overdraagbaar, maar je moet altijd de vertaalslag maken. Als bijvoorbeeld in een gemeente het veiligheidsdenken dominant is, dan heeft repressie vaak prioriteit. Dat heeft gevolgen voor de ruimte die professionals hebben om samen te werken. Dan moet je dus in die context kijken hoe de samenwerking eruit moet zien.'

Uiteindelijk gaat het erom dat scholen en jongerenwerkorganisaties zelf hun mogelijkheden voor samenwerking verkennen, zegt Dorien. 'Durf samen die zoektocht aan te gaan. Kijk wat bij je stad past, en wat je van anderen kunt leren.'

'Uiteindelijk willen we een samenleving die écht weerbaar is.'

Voorbij de pilotfase

Op de vraag wie er aan zet is om die zoektocht samen aan te gaan, reageert Paul terughoudend. 'Door één partij te noemen en te zeggen dat die het voortouw moet nemen, dragen we bij aan de ongelijkheid in de samenwerking. Terwijl we juist willen dat het een gelijkwaardig partnerschap is.' Willeke ziet wel dat het jongerenwerk een eerste stap kan zetten. 'Vaak hebben scholen geen idee wat de samenwerking hen kan opleveren. Dus ik denk dat het aan het jongerenwerk is om duidelijk te maken wat het kan betekenen.'

Zij zien ook een rol voor gemeenten, om de samenwerking in ieder geval te faciliteren en coördineren. Daarbij is het vooral zaak dat de samenwerking tussen onderwijs en jongerenwerk meer structurele vorm krijgt, zegt Paul. 'We zitten nu in een economische hoogconjunctuur, waardoor er veel geld beschikbaar is. Maar ik ben bang dat als er een nieuwe crisis komt, dit soort initiatieven weer verdwijnt. Deze vormen van samenwerking moeten goed geborgd worden. Uiteindelijk willen we een samenleving die echt weerbaar is, ook wanneer het laagconjunctuur is. Het moet vanzelfsprekend zijn dat we zo werken, niet meer uitzonderlijk of experimenteel. We moeten voorbij de pilotfase.'

Inzichten en aanbevelingen

  • In de samenwerking tussen onderwijs en jongerenwerk moet niet alleen aandacht zijn voor de weerbaarheid van individuele jongeren, maar ook voor collectieve weerbaarheid.
  • Er zijn algemene werkzame factoren te benoemen voor de samenwerking tussen onderwijs en jongerenwerk. Deze gaan zowel over de onderliggende visie en uitgangspunten als over de praktische invulling van de samenwerking. Wel is altijd lokale inkleuring en aanpassing van deze factoren nodig.
  • Het versterken van de samenwerking gaat over de kwaliteit van de samenwerking, niet de kwantiteit. Meer samenwerking betekent niet per definitie betere samenwerking.
  • Samenwerking tussen onderwijs en jongerenwerk mag niet ten koste gaan van de kennisoverdracht binnen scholen en binnen jongerenwerkorganisaties.
  • Samenwerking kan op de lange termijn alleen de gewenste effecten hebben als deze structureel geborgd en een vanzelfsprekende manier van werken wordt.