Jongerencoach als veilig baken op school
Problematisch gedrag van jongeren neemt af als jongerenwerkers in het onderwijs worden ingezet. Dat blijkt uit een pilot in Arnhem. Jongeren doen beter hun best op school, raken minder vaak verstrikt in ruzies en opstootjes, en zijn minder betrokken bij incidenten. Waarom werkt dit? En waaraan moet je denken als je dit wilt opzetten? We vroegen het aan jongerenwerker bij AM-Supportteam Tarik Hamdiui, gemeentelijk bestuursadviseur Paul Winters en leerlingbegeleider VMBO bovenbouw Hans van Zeeland.
Uit diverse onderzoeken blijkt dat er een kloof ligt tussen de onderwijskansen van kinderen van lager en hoger opgeleide ouders in Nederland. Dat wordt ondermeer duidelijk in de overgang van primair naar voortgezet onderwijs. Bijvoorbeeld doordat leerlingen na de brugklas één of meerdere niveaus worden teruggezet of problematisch gedrag gaan vertonen. Om jongeren succesvoller te laten zijn op het voortgezet onderwijs en hen binnenboord te houden, koos Arnhem in 2019 voor een doorstroomprogramma.
Problemen die spelen op straat en thuis
De focus in het doorstroomprogramma lag in eerste instantie op didactische interventies. ‘Van hoe de lessen slimmer in te richten tot meer aandacht voor wiskunde’, vertelt Hamdiui. ‘Ik gaf aan dat jongeren vaak om hele andere redenen uitvallen. Omdat ze bijvoorbeeld niet een plek vinden in het onderwijs. Of omdat er problemen op straat of thuis spelen.’ Zo ontstond de gedachte om op vier basisscholen en twee middelbare scholen jongerenwerkers in te zetten als jongerencoaches. Een goed idee, vindt Van Zeeland: ‘Alles wat buiten school gebeurt heeft zeker invloed op datgene wat binnen school plaatsvindt, of het nu binnen of buiten de klas is.’
‘Alles wat buiten school gebeurt heeft zeker invloed op datgene wat binnen school plaatsvindt, of het nu binnen of buiten de klas is.’
Leefwerelden verbinden
De jongerencoach slaat een brug tussen de wereld van de jongeren en het onderwijs. Hij is een vertrouwd gezicht in de school, bouwt een band op met de leerlingen en vraagt altijd even naar de thuissituatie. Het grootste voordeel volgens Hamdiui? ‘Dat de jongeren iemand hebben waar ze hun verhaal bij kwijt kunnen - iemand die niet bij het onderwijssysteem hoort. Die niet beoordeelt of straft, maar zich richt zich op het versterken van weerbaarheid. Iemand die jongeren - en vaak ook hun ouders - bovendien al (her)kennen van de straat.
Winters vermoedt dat de impact van deze aanpak groter is in wijken waar kwetsbare jongeren vandaan komen. En waar de jongerencoaches hun jongeren al kennen vanuit de wijk. ‘Iets om rekening mee te houden als je een dergelijk initiatief wilt ontplooien in je gemeente.’ Van Zeeland erkent dat. ‘Het gaat erom dat je de jongeren goed kent en er voor hen bent. Zo laat ik bijvoorbeeld zelfs na schooltijd mijn gezicht geregeld zien in het jongerencentrum. Om ook daar interesse te tonen in onze jongeren.’
‘Het gaat erom dat je de jongeren goed kent en er voor hen bent. Zo laat ik bijvoorbeeld zelfs na schooltijd mijn gezicht geregeld zien in het jongerencentrum. Om ook daar interesse te tonen in onze jongeren.’
Investeren in zelfvertrouwen
De jongerencoaches leren de kinderen al kennen in groep 8. Daar richten ze zich vooral op jongeren die opgroeien in een kwestbare sittuatie. Juist zij kunnen meestal wel een duwtje in de rug gebruiken. Hamdiui: ‘We gaan bijvoorbeeld mee naar open dagen en sluiten aan bij driehoeksgesprekken tussen mentor, ouders en leerling. Daarnaast zijn we zeven uur per week op een middelbare school aanwezig. Dus daar zien we deze kinderen als brugklasser weer terug. We lopen door de gangen, maken een praatje in de aula, proberen jongeren zelfvertrouwen te geven.’ Hij haalt het voorbeeld aan van een jongen van 12 jaar die diep teleurgesteld was over zijn schooladvies VMBO Basis, uit angst om minder kansen te krijgen in de samenleving. ‘Hij dacht dat hij voor het leven getekend was, afgeserveerd zou worden en niets zou kunnen bereiken.’ Pas toen bleek dat één van de jongerenwerkers waarvoor hij veel respect had ook gestart was op VMBO Basis, konden hijzelf en zijn ouders zich met een beter gevoel erbij neerleggen.
Achtergesteld en gefrustreerd
Dat is precies waar het Van Zeeland en zijn collega’s van VMBO-school Maarten van Rossem om gaat. ‘Wij willen hen zelfvertrouwen geven en aangeven dat ze ertoe doen. Dat is hard nodig, want veel van onze jongeren hebben weinig vertrouwen in volwassenen. Ze krijgen te vaak te horen “je doet het verkeerd” of “heb je nou alweer ruzie geschopt?”. Ze voelen zich achtergesteld en gefrustreerd. Ik probeer daar een andere wending aan te geven door hen positief te benaderen. Door juist datgene te accentueren waarvan ze groeien. Kijk, als school is je kerntaak onderwijs geven. Je wilt de leerstof overbrengen. Maar dat kun je pas goed doen als je een bepaalde relatie hebt opgebouwd met de jongeren. Zeker op het VMBO moet je uitgaan van de leerling en niet van de leerstof. Je kan pas tot leren komen als er voldoende zelfvertrouwen is.’
'Je kan pas tot leren komen als er voldoende zelfvertrouwen is.’
Stevig aanpakken als dat nodig is
Dat betekent natuurlijk niet dat jongeren overal mee wegkomen. Soms kloppen jongeren bij Hamdiui aan omdat ze bij de afdelingsleider moeten komen vanwege wangedrag. Iets waar ze enorm tegenop zien, want vaak denken ze dat ze daar geen eerlijke kans krijgen. Hamdiui neemt het dan soms – en altijd na overleg met bijvoorbeeld de afdelingsleider –over, wat de leerlingen prettig vinden. ‘Maar ook ik spreek zo’n jongere stevig aan. Maak afspraken en eis dat ze verbetering laten zien.’ Tegelijkertijd geeft hij hen ook een kans en laat hij merken dat hij in hen gelooft en hen respecteert. Dat het gedrag dat ze laten zien niet overeenkomt met wie ze werkelijk zijn. ‘Als je tien keer een positieve boodschap, zoals “je bent een slimme jongen” herhaalt, dan gaan ze het uiteindelijk geloven én zich ernaar gedragen’, vertelt Hamdiui. ‘Hetzelfde geldt andersom natuurlijk ook. Dat maakt juist het verschil in de positieve benadering. Als een jongeren tien keer hoort dat hij het niet gaat redden en niet goed genoeg is voor het niveau, dan gaat hij zich daar ook naar gedragen’ De combinatie van een positieve benadering en begrenzen werkt goed, benadrukt Van Zeeland. ‘Ze krijgen zo het gevoel dat ze je niet moeten teleurstellen.’
Onafhankelijkheid behouden
Tegen welke dilemma's loopt Hamdiui als jongerencoach aan? ‘Het is een opdracht vanuit de school. Tegelijkertijd wil ik mijn onafhankelijkheid behouden. Ik werk bijvoorbeeld niet voor het Maarten van Rossem. Nee, ik werk voor mijn jongeren. En voor de pedagogische sfeer in de school. Gelukkig is dat tot nu toe nooit een probleem geweest. Scholen begrijpen dat. Ze willen je bijzondere positie in de school natuurlijk niet ondermijnen. Dat is wel iets waar alle partijen zich van bewust moeten zijn. Van schooldirecteur tot docenten, van mentoren tot conciërges. Kortom: een duidelijke rolverdeling helpt.’
Informatie delen
Daarnaast is het delen van informatie soms een punt van zorg. Wat vertel je als jongerencoach wel en wat niet aan de mensen in het onderwijs? ‘Je hoort best veel van jongeren. Ook serieuze situaties. Je wilt het vertrouwen van een jongere niet beschadigen, maar soms is het fijn om even te sparren met de mentor, zorgcoördinator of veiligheidscoördinator,’ zegt Hamdiui. Vaak vraagt hij een jongere daarom of het oké is om even de mentor hierover te spreken. Het antwoord is vaak bevestigend, als niet alle details prijs worden gegeven. En dat hoeft ook niet volgens Hamdiui. Hij escaleert pas als hij echt niet anders kan.
Ook de borging van het project is een punt van aandacht. Winters: ‘Dit zijn projecten die nieuw zijn en bestaan naast het traditionele welzijnswerk. Als gemeente ben je eraan gewend om partijen subsidie te geven waarmee je al jaren samenwerkt. Maar dit soort projecten - die vanuit de wijk ontstaan zijn - verdienen ook een plek. Ze zijn een soort “new kids on the block”. De dynamiek verandert. Het is zoeken naar een nieuwe balans.’
‘Je doet het nu voor de jongeren die bij ons op school zitten. Om ze weerbaarder en veerkrachtiger te maken.'
Preventieve werking
De samenwerking tussen jongerenwerk en het onderwijs is erop gericht om te voorkomen dat jongeren vroegtijdig de school verlaten en afglijden. Bijvoorbeeld richting geen plek vinden in de maatschappij, crimineel gedrag of zelfs radicalisering. ‘Dat zoveel mogelijk voorkomen is onze taak als gemeente’, zegt Winters. Dat betekent dat je in een vroeg stadium moet willen investeren in deze jongeren. Dat is veel slimmer dan achteraf proberen te repareren, vindt hij. ‘In die context willen we zo integraal mogelijk werken door zoveel mogelijk met alle betrokken partijen samen te werken in de gemeente. De jongerencoaches die in het onderwijs goede resultaten boeken met de begeleiding van kwetsbare jongeren zijn een mooi voorbeeld van deze manier van werken. Dat is iets om te behouden.’
Volgens Van Zeeland heeft deze samenwerking ertoe geleid dat een aantal jongens die anders ontspoord zouden zijn nu goed op hun pootjes terecht zijn gekomen. De hoop is dat deze werkwijze zijn vruchten afwerpt op de langere termijn, zegt hij. ‘Je doet het nu voor de jongeren die bij ons op school zitten. Om ze weerbaarder en veerkrachtiger te maken. Uiteindelijk hoop je dat zij deze positieve benadering op hun beurt later ook weer doorgeven aan hun eigen kinderen.’