Vrijwilligers meer inzetten tegen radicalisering

Vrijwilligers kunnen en moeten meer ingezet worden in de preventie van radicalisering. Dat was de conclusie die de deelnemers trokken aan het einde van de themabijeenkomst die in juni werd georganiseerd door Platform JEP in samenwerking met Stichting Humanitas en de NCTV. Tijdens deze bijeenkomst kwamen diverse professionals en vrijwilligers samen om de rol van vrijwilligers in de preventie van radicalisering te verkennen.

Themabijeenkomst, vrijwilligers. preventie radicalisering
V.l.n.r. Astrid Arts, Levi van Dam en Arjan de Wolf

De sessie begon met twee bijdragen van Levi van Dam (orthopedagoog en directeur van Stichting JIM) en Arjan de Wolf (sociaal psycholoog en radicaliseringsdeskundige). Van Dam pleit voor meer natuurlijke mentoren uit de directe omgeving van kwetsbare jongeren. Met zijn stichting ondersteunt hij zorg- en welzijnsorganisaties, maar ook gemeenten, om deze relatief eenvoudige methodiek meer in te zetten. Uit zijn promotieonderzoek blijkt dat het inzetten van een door de jongere zelf gekozen mentor uit zijn of haar directe omgeving van positieve invloed is, bijvoorbeeld dat minder snel hoeft worden overgegaan tot uithuisplaatsing. Van Dam: ‘Diverse professionals zijn betrokken bij een jongere die hij of zij niet kent. Ze komen en gaan, terwijl ze juist goed contact hebben met een buurman, oom of tante. Gebruik hen als mentor en laat de jongere zelf een mentor aanwijzen. Dat is in principe wat JIM is, natuurlijk mentorschap.’

De Wolf is betrokken geweest bij de ontwikkeling van het mentorproject One-on-One (pilot NCTV), waarbij gebruik wordt gemaakt van mentoren, die vanuit de wetenschappelijk onderbouwde Life Psychology methode, jongeren langdurig ondersteunen om weer grip op het leven te krijgen. De Wolf pleitte juist voor wat meer afstand tussen mentor en mentee, waarbij het matchen van mentor en jongere en het opbouwen van een vertrouwensband intensief is en tijd vraagt. De Wolf: ‘Het probleem bij radicalisering is dat jongeren vaak een probleem hebben met professionele hulpverleners. Ze hebben weinig institutioneel vertrouwen. Dat betekent dat je uit een ander vaatje moet putten. En er zijn veel vrijwilligers die een jongeren willen begeleiden.’

De deelnemers zijn vervolgens in twee groepen uit elkaar gegaan om een verdiepend gesprek te voeren aan de hand van drie onderwerpen: 1. Huidige ervaring met (verschillende vormen van) vrijwilligers; 2. Mogelijkheid tot inzet vrijwilligers in de preventie van radicalisering; 3. Vereiste competenties voor een vrijwilliger. Wat onder andere naar voren kwam is dat het inzetten van vrijwilligers en/of mentoren vooral zinvol is in de vroege preventie, en dat het werken met vrijwilligers goede professionele begeleiding vraagt, waar soms lastig financiering voor is te vinden.
 
Tot slot was er een panelgesprek met Levi van Dam, Arjan de Wolf en Astrid Arts (manager vrijwilligersprojecten Stichting Humanitas) waarin de meest opvallende zaken nader besproken werden met de deelnemers. Rode draad lijkt dat vrijwilligers een belangrijke rol kunnen spelen in het leven van zoekende, kwetsbare jongeren en dat hier echt nog stappen in gemaakt kunnen worden. ‘Belangrijk is dat we als professionals en vrijwilligers van elkaar leren’, vertelt Arts. ‘Laten we als organisaties vaker bij elkaar komen om praktijkervaringen uit te wisselen.’